De petgaten bij de Veenhoop is een uitgestrekt gebied van boezemland en petgaten, 258 hectare groot. Dat zijn de Kraanlannen, samen met Petgatten De Feanhoop, de Oksekop, de Noarderkrite en de Bonnebuskepetten. Meest in het oog springen zijn de Kraanlannen zelf, die in 1996 ingericht zijn als een groot aaneengesloten water- en moerasgebied. Het gebied ligt op nog geen 100 meter vanaf de camping en jachthaven. Over de hooggelegen delen van de Kraanlannen lopen drie wandelroutes. De middellange route is gedurende het broedseizoen, van 15 maart tot en met 15 juli, afgesloten. In het natuurgebied staat een vogelkijkhut.
Wachten op de kraanvogels
Wat zou het mooi zijn als hij ooit terugkwam als broedvogel: de kraanvogel in de Kraanlannen bij de Veenhoop. Natuurliefhebbers dromen er van. Het gebied heeft zijn naam aan deze vogel te danken.
In de zestiende eeuw moet hij er hebben gebroed. De terugkeer van de kraanvogel is iets waarschijnlijker geworden nadat It Fryske Gea in 1996 het gebied, als onderdeel van een groot
petgatencomplex, opnieuw heeft ingericht. Het is een groot water- en moerasgebied geworden dat direct al een grote aantrekkingskracht had op allerlei soorten water- en moerasvogels.
Open water is er trouwens toch al veel in deze omgeving. Dat heeft te maken met het feit dat het gebied pas laat, tot ver in de vorige eeuw, verveend is. Natuurlijk ontbreken de voor een
veengebied kenmerkende broekbossen en stripen niet. Stroken die niet verveend zijn, de zogenoemde bovenstroken, vallen erg op in het landschap. Ze liggen zichtbaar hoger dan de verveende en later
in cultuurgebrachte ondergronden. Beide zijn in gebruik als hooiland.
Op de stripen in de Kraanlannen, de zetwallen tussen de petgaten, is de begroeiing schraal. Valkruid, klokjesgentiaan, liggende vleugeltjesbloem, gewone dopheide en heidekartelblad komen hier
voor. Aan de oevers van de petgaten vallen de mooie, omvangrijke horsten van de pluimzegge op. In het rietland met veenmoslandjes is in mei en juni de bloeiende echte koekoeksbloem een lust voor
het oog. De kale jonker heeft het hier ook naar de zin, gezien de forse vormen die hij hier aanneemt.
Het beheer in de Kraanlannen is veranderd. Het wordt een cyclisch peilbeheer, zoals de kenners dat noemen. In perioden van enkele jaren wordt steeds een ander deel van het gebied bemalen. Zo
moeten er slikrijke stroken ontstaan. Het heeft al tot een explosieve toename van moerasandijvie geleid. Op slikkige delen en op de eilandjes in de Kraanlannen broedt een kolonie visdieven van
zo’n vijftig broedparen.
In de Bonnebuskepetten is in het kader van natuurontwikkeling een flinke hoek grond vergraven. Er is nu meer open water, riet en ruigte. De grote oude molen die in het verleden dienst deed op de
Hege Warren, heeft hier zijn functie terug gekregen.
De Oksekop is vooral waardevol als dotterbloemhooiland, met in het voorjaar natuurlijk veel bloeiende gewone dotterbloemen. Op enkele schraallandjes is de schraallandpaardebloem een algemeen
voorkomende plant. Op de Noarderkrite, wat dichter bij de Veenhoop, vestigt in het voorjaar de gewone dotterbloem de aandacht op zich, maar ook de Engelse alant doet het hier goed. Later in het
seizoen zijn het vooral zeggesoorten en hennegras die van zich doen spreken. Bloeiend waterkruiskruid, munt, kattestaart en poelruit zijn hier een lust voor het oog. In de vaart langs het
fietspad bloeit de krabbescheer uitbundig.
Dan zijn er nog de vogels. Veel vogels: maar liefst zestig verschillende soorten die in dit gebied tot broeden komen. Daar zijn de bekende zangvogels van rietland en moerasbos bij, en de
weidevogels, maar ook de fuut, kuifeend, slobeend en bruine kiekendief. Op de Oksekop, veilig verscholen achter riet en lisdodden, heeft de zwarte stern een broedkolonie. Zelfs deze kritische
vogel is hier al. Nu de kraanvogel nog.
In het Lage Midden van Fryslân ligt een uitgestrekt laagveengebied: een 2280 hectare groot geheel van plassen, petgaten, rietvelden, elzenbroekbossen, trilvenen, schraalland en dotterbloemhooiland, blauwgrasland en weidevogelgrasland. De Alde Feanen is een van de pronkjuwelen van de Friese natuurorganisatie It Fryske Gea. Prinsehôf, de Koai, Cuba, it Bil, Jan Durkspolder, Wolwarren, Wyldlannen, it Eilân, de Burd, Fônejacht en Fjirtich Mêd zijn deelgebieden van dit unieke stuk natuur. De Alde Feanen is van zo groot belang voor vogels dat het aangewezen is als ‘wetland’. Overeenstemming tussen de verschillende belanghebbenden in het gebied heeft bovendien de status van Nationaal Park opgeleverd. Deze eretitel doet recht aan de waarde die het gebied heeft voor de natuur, maar tegelijk ook aan de belangen van al de duizenden recreanten die de Alde Feanen ieder jaar bezoeken. Het gebied is het beste varend te bekijken. Ook zijn er diverse wandelroutes uitgezet. In de Jan Durkspolder en in het nieuwe natuurgebied Westersanning staan vogelkijkhutten. Aan de Holstmar staat een uitkijktoren die alleen varend te bereiken is.
Vroeger had de zee er vrij spel en was er een open verbinding met de Waddenzee. Uit
angst voor overstromingen werd in 1969 een dam gebouwd. Dat was voor veel natuurgenieters wel even schrikken! Gelukkig werd al snel zichtbaar dat er een prachtig nieuw landschap ontstond. De
natuur in het Lauwersmeergebied is zo bijzonder dat het is uitgeroepen tot Nationaal Park. In de rust en ruimte van het weidse landschap valt veel te ontdekken. Bijzondere bloemen, enorme
aantallen vogels en geweldige vergezichten.
U kunt het Nationaal Park Lauwersmeer wandelend, fietsend en varend verkennen.
Als u van bos houdt, kunt u een flinke wandeling maken door het Drents-Friese Wold. Het zesduizend hectare groot gebied ligt op de grens van Friesland en Drente. Naast bos zijn er beekdalen,
heideterreinen met vennetjes en uitgestrekte stuifzanden te vinden.
Dit nationaal park bevindt zich op het grondgebeid van drie Drentse gemeenten en de Friese gemeente Ooststellingwerf in het Zuidoosten van Friesland.